Statuten

Dossiernummer 158332.01/MT OPRICHTING STICHTING LUNCH OP ZUID

Heden, tweeëntwintig september tweeduizend drieëntwintig, verscheen voor mij, mr. Jan Marinus Tempelaar, toegevoegd notaris, bevoegd om akten te passeren in het protocol van mr. Hans Christiaan Schuurman, notaris met plaats van vestiging Barendrecht:

de heer FRANK KREUK, wonende te 3079 JG Rotterdam, Bredenoord 80, geboren te Rotterdam op achtentwintig juni negentienhonderd zesenzestig, ongehuwd, niet geregistreerd als partner in de zin van het geregistreerd partnerschap.

De verschenen persoon verklaarde bij deze een stichting op te richten en daarvoor de navolgende statuten vast te stellen.

STATUTEN:

Naam, Zetel en Duur.

Artikel 1.

1. De stichting is genaamd: Stichting Lunch op Zuid.

Zij heeft haar zetel in de gemeente Rotterdam.

2. De stichting is opgericht voor onbepaalde tijd.

Doel/Middelen/Beleidsplan.

Artikel 2.

1. De stichting stelt zich ten doel: het verstrekken van gezonde en voedzame lunches aan kinderen op scholen in Rotterdam en voorts al hetgeen met één en ander rechtstreeks of zijdelings verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn, alles in de ruimste zin van het woord.

2. De stichting tracht haar doel te bereiken door het vormen van een netwerk van leveranciers en contacten met scholen in Rotterdam.

3. De stichting moet een actueel beleidsplan hebben en publiceren dat inzicht geeft in de manier waarop de doelstelling van de stichting wordt uitgevoerd. In het beleidsplan dienen onder meer de navolgende zaken geregeld te worden:

– de werkzaamheden die de stichting verricht;

– de wijze van verwerving van inkomsten;

– het beheer van het vermogen van de stichting;

– de besteding van het vermogen van de stichting.

4. Doel en feitelijke werkzaamheden van de stichting kunnen slechts zodanig zijn dat daarmee een algemeen belang is gediend.

5. De stichting beoogt niet het maken van winst.

6. De stichting maakt haar gegevens op elektronische wijze via internet openbaar als bedoeld in artikel 5b lid 1 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

Vermogen/ Verhouding Kosten / Bestedingen

Artikel 3.

1. Het vermogen van de stichting zal worden gevormd door:

a. subsidies en donaties;

b. hetgeen de stichting door erfstelling, legaat, schenking of op enigerlei andere wijze verkrijgt, een en ander met in achtneming van het in dit blad 2

artikel bepaalde.

2. De stichting mag ter financiering van haar doelstelling commerciële activiteiten ontplooien, indien de inkomsten, zijnde het saldo van baten en lasten, gerealiseerd met die activiteiten, in overeenstemming met lid 4 van dit artikel, binnen een redelijke termijn geheel of nagenoeg geheel ten goede komen aan het doel van de stichting. Onder commerciële activiteiten worden in deze statuten verstaan: het tegen commerciële tarieven verrichten van werkzaamheden of verlenen van diensten met het oogmerk hiermee ter financiering van de algemeen nuttige activiteiten van de stichting een positief resultaat te behalen.

3. Erfstellingen kunnen niet anders worden aanvaard dan onder het voorrecht van boedelbeschrijving.

4. De stichting mag niet meer vermogen aanhouden dan redelijkerwijs noodzakelijk is voor de continuïteit van de voorzienbare werkzaamheden van de doelstelling van de stichting.

5. Behoudens het in lid 4 bepaalde mag de stichting in ieder geval navolgend vermogen aanhouden:

– Vermogen (of bestanddelen daarvan) dat is verkregen als legaat, erfstelling of schenking, waarvan de erflater of schenker heeft bepaald dat slechts de rendementen uit dat vermogen mogen worden gebruikt voor het doel van de stichting. Het rendement moet dan wel daadwerkelijk worden besteed voor het doel van de stichting en mag niet als vermogen worden aangehouden.

– Vermogensbestanddelen waarvan de instandhouding voortvloeit uit de doelstelling van de stichting.

– Vermogensbestanddelen die nodig zijn voor het realiseren van de doelstelling.

6. De kosten van het werven van geld en de beheerkosten moeten in redelijke verhouding staan tot de bestedingen. Onder kosten van het werven van geld worden onder meer verstaan kosten voor propaganda, publiciteit en public relations alsmede de kosten om opbrengsten uit collecten, mailingacties, giften, nalatenschappen, loterijen en subsidies te krijgen. Onder beheerskosten zijn onder andere te verstaan de administratiekosten.

Bestuur.

Artikel 4.

1. De stichting wordt bestuurd door een bestuur, bestaande uit een aantal van ten minste drie (3) bestuurders.

Het aantal bestuurders wordt met inachtneming van het hiervoor in dit lid bepaalde door het bestuur met algemene stemmen vastgesteld.

2. Het bestuur kiest uit zijn midden een voorzitter, een secretaris en een penningmeester. De functies van secretaris en penningmeester kunnen in één persoon worden verenigd.

3. Het bestuur dient zodanig te zijn samengesteld dat een natuurlijk persoon of een rechtspersoon, in functie van bestuurder en/of beleidsbepaler, geen meerderheid van de zeggenschap mag hebben over het vermogen van de blad 3

stichting.

Een bestuurder mag niet over het vermogen van de stichting kunnen beschikken als ware het zijn eigen vermogen. De meerderheid van de bestuurders mag geen bloed- of aanverwant tot en met de vierde graad van een andere bestuurder zijn, noch met elkaar samenwonen.

4. De bestuurders genieten ten laste van de stichting geen beloning doch kunnen ter vergoeding van de door hen in de uitoefening van hun functie redelijkerwijs gemaakte kosten een onkostenvergoeding krijgen, waarvan de hoogte zo nodig jaarlijks door het bestuur wordt vastgesteld.

Ook mogen ze, als ze daarvoor in aanmerking komen, een vacatiegeld ontvangen dat niet bovenmatig is. Onder vacatiegeld te verstaan vergoeding(en) voor het voorbereiden en bijwonen van een vergadering en dergelijke.

5. Een door de rechtbank ontslagen bestuurder kan gedurende vijf (5) jaar na het ontslag door de rechtbank geen bestuurder van de stichting worden. Een persoon welke onherroepelijk is veroordeeld door een Nederlandse rechter wegens het opzettelijk plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 67 eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering en nog geen vier kalenderjaren zijn verstreken sinds de veroordeling zijn verstreken kan geen bestuurder van de stichting worden.

Artikel 5.

1. Een bestuurder verliest zijn functie door:

– bedanken (schriftelijk ontslag)

– overlijden of indien de bestuurder een rechtspersoon is, door haar ontbinding of indien zij ophoudt te bestaan;

– onder curatelestelling of onder bewindstelling van zijn vermogen, door het indienen van een aanvraag tot surseance van betaling of faillietverklaring, dan wel anderszins verlies van het vrije beheer over zijn vermogen;

– een omstandigheid als bedoeld in lid 2 en lid 3;

– ontslag door de rechtbank, op grond van het bepaalde in artikel 2:298 van het Burgerlijk Wetboek.

2. Een bestuurder verliest zijn functie eveneens door onherroepelijke veroordeling door een Nederlandse rechter wegens het opzettelijk plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 5b lid 8 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

3. Een bestuurder verliest zijn functie eveneens indien de inspecteur als bedoeld in artikel 5b lid 9 van de Algemene Wet inzake rijksbelastingen gerede twijfel heeft over de integriteit van een bestuurder van de stichting, en die bestuurder, ondanks een verzoek daartoe van genoemde inspecteur, niet binnen de in genoemd artikel vermelde termijn een verklaring omtrent het gedrag als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens overlegt.

4. Het bestuur is bevoegd bestuurders die naar zijn mening in strijd met de belangen van de stichting handelen van hun functie te ontheffen of te schorsen. Een schorsing die niet binnen drie maanden gevolgd wordt door blad 4

een besluit tot ontslag, eindigt door het verloop van die termijn.

Het desbetreffende besluit dient te worden genomen met een meerderheid van drie/vierde (3/4) van de geldig uitgebrachte stemmen in een vergadering, waarin ten minste twee/derde (2/3) van het aantal fungerende bestuurders aanwezig moeten zijn.

De desbetreffende bestuurder dient in de gelegenheid te worden gesteld, zich in een bestuursvergadering te verantwoorden.

5. Indien het aantal bestuursleden beneden het in artikel 4 genoemde aantal is gedaald in verband met belet of ontstentenis van een of meer bestuurders, blijft het bestuur bevoegd tot uitoefening van al zijn taken en bevoegdheden.

6. Het bestuur wijst bij afzonderlijk bestuursbesluit een of meer personen aan welke in geval van belet of ontstentenis van alle bestuurders voorlopig in de uitoefening van de taken en bevoegdheden van het bestuur voorzien. Het bestuur legt de aanwijzing van de hiervoor bedoelde persoon schriftelijk in notulen vast en stelt de betreffende persoon schriftelijk van de aanwijzing als hiervoor bedoeld in kennis.

7. Telkens wanneer het door de statuten voorgeschreven bestuur geheel of gedeeltelijk ontbreekt en daarin niet overeenkomstig het in deze statuten bepaalde wordt voorzien, kan de rechtbank, op verzoek van iedere belanghebbende of het openbaar ministerie in de vervulling van de ledige plaats voorzien. De rechtbank neemt daarbij zoveel mogelijk deze statuten in acht.

8. Onder belet als bedoeld in dit artikel wordt verstaan de situatie dat een bestuurder tijdelijk zijn functie niet mag of kan uitoefenen waarvan in ieder geval sprake is, indien:

– een bestuurder is geschorst, dan wel;

– een onafhankelijk arts een verklaring heeft afgelegd dat de desbetreffende bestuurder (tijdelijk) niet (meer) in staat is zijn wil te verklaren, dan wel;

– onmogelijk is gebleken om binnen één (1) maand persoonlijk en/of elektronisch contact met de desbetreffende bestuurder te krijgen en wel op zodanige wijze dat een dialoog mogelijk is.

Artikel 6.

1. Wanneer in het bestuur een vacature is ontstaan zal daarin door de overblijvende bestuurders zo spoedig mogelijk, maar binnen drie (3) maanden, worden voorzien door benoeming van een nieuwe bestuurder.

2. Indien het aantal bestuurders beneden het in artikel 4 lid 1 bepaalde minimum is gedaald, blijft het bestuur desalniettemin bevoegd, onverminderd het hiervoor in lid 1 bepaalde.

3. Bij verschil van mening tussen de overblijvende bestuurders omtrent de benoeming, alsmede wanneer te eniger tijd alle bestuurders mochten komen te ontbreken en voorts indien de overgebleven bestuurders zouden nalaten binnen de in lid 1 genoemde termijn in de vacature(s) te voorzien, zal die voorziening geschieden door de rechtbank op verzoek van de meest gerede bestuurder of iedere belanghebbende of op vordering van het Openbaar Ministerie. blad 5

Bestuurstaak.

Artikel 7.

1. Bij de vervulling van hun taak richten de bestuurders zich naar het belang van de stichting en de met haar verbonden onderneming of organisatie, met in achtneming van het hiervoor in artikel 2 bepaalde.

2. Het bestuur is niet bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten tot het verkrijgen, vervreemden of bezwaren van registergoederen, tenzij het besluit wordt genomen met algemene stemmen van alle in functie zijnde bestuurders.

3. Het bestuur is niet bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten waarbij de stichting zich als borg of hoofdelijke medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidsstelling voor een schuld van een derde verbindt, tenzij het besluit wordt genomen met algemene stemmen van alle in functie zijnde bestuurders.

4. Het hiervoor sub 2 en 3 bepaalde is mede toepasselijk op de bevoegdheid van het bestuur tot vertegenwoordiging van de stichting terzake van de hiervoor in lid 2 en 3 bedoelde handelingen.

5. Het bestuur is bevoegd bepaalde onderdelen van zijn taak te doen uitvoeren door een of meer commissies.

Vertegenwoordiging.

Artikel 8.

1. Het bestuur vertegenwoordigt de stichting.

2. De vertegenwoordigingsbevoegdheid komt bij een meerhoofdig bestuur mede toe aan de gezamenlijk handelende:

– voorzitter en secretaris of, bij ontstentenis van de secretaris:

– voorzitter en penningmeester of, bij ontstentenis van de voorzitter:

– secretaris en penningmeester,

terwijl, indien de functie van secretaris en penningmeester in een persoon zijn verenigd, de stichting, bij ontstentenis van de secretaris/penningmeester mede vertegenwoordigd wordt door de voorzitter en een van de overige bestuurders.

3. Het vertegenwoordigingsbevoegde bestuur is bevoegd één of meer gemachtigden aan te wijzen die zelfstandig, dan wel gezamenlijk bevoegd zijn binnen de grenzen van die volmacht over de saldi van de stichting bij bankinstellingen te beschikken, dan wel de stichting anderszins te vertegenwoordigen.

4. Het bestuur is bevoegd een directeur aan te stellen, belast met de uitvoerende werkzaamheden.

Bestuursvergaderingen.

Artikel 9.

1. Het bestuur vergadert ten minste vier (4) maal per jaar en voorts zo dikwijls als de voorzitter, dan wel twee bestuurders daarom verzoeken.

2. De secretaris roept op tot de vergaderingen. De termijn voor oproeping bedraagt ten minste vijf dagen; de oproep vermeldt de te behandelen onderwerpen.

Indien een bestuurder een adres aan de stichting bekend heeft gemaakt kan blad 6

tot de vergaderingen van het bestuur worden opgeroepen door een langs elektronische weg aan dat adres toegezonden leesbaar en reproduceerbaar bericht.

De secretaris dan wel een andere daartoe door het bestuur aangezochte aanwezige, maakt van het ter vergadering verhandelde en beslotene notulen op, die door de secretaris en de voorzitter worden ondertekend.

De vergaderingen worden geleid door de voorzitter.

Fungeert de secretaris als voorzitter dan geschiedt het notuleren door een andere bestuurder.

Ieder lid van het bestuur heeft recht op een door de secretaris uit te reiken en door hem te ondertekenen kopie van de notulen.

3. De bestuurders zijn bevoegd zich door een schriftelijk, al dan niet elektronisch vastgelegd, gevolmachtigde mede-bestuurder ter vergadering te doen vertegenwoordigen. Een bestuurder kan slechts als gevolmachtigde van één andere bestuurder optreden.

4. Een bestuurder neemt niet deel aan de beraadslaging en besluitvorming indien hij daarbij een direct of indirect persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met het belang van de stichting. Wanneer hierdoor geen bestuursbesluit kan worden genomen is het bestuur toch bevoegd hieromtrent te besluiten onder schriftelijke vastlegging van de overwegingen die aan het besluit ten grondslag liggen.

Artikel 10.

1. Iedere bestuurder heeft recht op het uitbrengen van één stem.

2. Het bestuur is bevoegd zowel in als buiten vergadering besluiten te nemen. In het laatste geval is daartoe vereist dat alle bestuurders hun stem schriftelijk uitbrengen.

Van het aldus genomen besluit wordt, onder bijvoeging van de hiervoor vermelde schriftelijke reacties, door de secretaris een relaas opgemaakt, hetwelk, na mede-ondertekening door de voorzitter, bij de notulen wordt gevoegd.

3. Tenzij in deze statuten anders wordt bepaald, worden besluiten genomen met volstrekte meerderheid van stemmen in een vergadering waarin tenminste de meerderheid van het aantal bestuurders aanwezig is; is deze meerderheid niet aanwezig, dan wordt binnen veertien dagen opgeroepen tot een tweede vergadering, waarin kan worden besloten ongeacht het aantal aanwezige bestuurders.

4. Stemming over personen geschiedt schriftelijk, over zaken mondeling.

Stemming bij acclamatie is geoorloofd indien geen van de bestuurders zich daartegen verzet.

Blanco en ongeldige stemmen worden als niet uitgebracht beschouwd.

5. Mocht bij stemming over personen bij eerste stemming geen meerderheid worden verkregen, dan zal een nieuwe stemming plaatshebben. Indien ook dan geen meerderheid verkregen wordt, zal bij een tussenstemming worden beslist tussen welke personen zal worden herstemd. Staken bij een tussenstemming of een herstemming de stemmen, dan beslist het lot. blad 7

6. Bij staking van stemmen over zaken wordt het desbetreffende onderwerp op de agenda voor de volgende vergadering geplaatst;

staken alsdan de stemmen wederom, dan wordt het voorstel als verworpen beschouwd.

7. Een bestuurder kan zijn stemrecht uitoefenen door middel van een elektronisch communicatiemiddel, mits hij via het elektronisch communicatiemiddel kan worden geïdentificeerd, rechtstreeks kan kennisnemen van de verhandelingen tijdens de vergadering, kan deelnemen aan de beraadslagingen en het stemrecht kan uitoefenen. Bij reglement kunnen voorwaarden gesteld worden aan het gebruik van elektronische communicatiemiddelen. Deze voorwaarden worden bij de oproeping tot de vergadering bekend gemaakt.

8. Indien ten aanzien van een besluit in deze statuten ten aanzien van een besluit waarvoor een gekwalificeerde meerderheid van stemmen of een quorum is voorschreven en ten aanzien van een of meer bestuurders een tegenstrijdig belang bestaat wordt de bestuurder ten aanzien waarvan een tegenstrijdig belang bestaat geacht geen bestuurder te zijn.

Jaarverslag; Rekening en Verantwoording.

Artikel 11.

1. Het boekjaar van de stichting is gelijk aan het kalenderjaar.

2. Het bestuur is verplicht van de vermogenstoestand van de stichting zodanige aantekeningen te houden dat daaruit te allen tijde haar rechten en verplichtingen kunnen worden gekend.

De administratie van de stichting dient voorts inzicht te geven in welke bedragen er (per bestuurder) aan onkostenvergoeding en vacatiegelden zijn betaald, de aard en omvang van de kosten die door de stichting zijn gemaakt ten behoeve van het beheer van de instelling, alsmede de aard en omvang van de andere uitgaven van de stichting alsmede de aard en omvang van de inkomsten en het vermogen van de stichting.

3. Na afloop van ieder boekjaar brengt de penningmeester aan het bestuur zijn jaarverslag uit en doet, onder overlegging van een balans en een staat van baten en lasten per ultimo december, rekening en verantwoording over zijn in het laatstverstreken boekjaar gevoerd bestuur.

Alvorens tot vaststelling van de in dit lid bedoelde stukken over te gaan, kan het bestuur deze doen onderzoeken door een door het bestuur aan te wijzen (register)-accountant of andere deskundige die omtrent zijn onderzoek verslag uitbrengt.

4. Na vaststelling van de jaarstukken door het bestuur, welke vaststelling dient plaats te vinden binnen zes maanden na afloop van het boekjaar, vindt décharge plaats van de penningmeester.

5. Het bestuur is verplicht de bescheiden bedoeld in de leden 2 en 3, gedurende de in de wet genoemde termijn te bewaren.

6. Het bestuur van de stichting houdt een register bij waarin de namen en adressen van alle personen worden opgenomen aan wie een uitkering is gedaan die niet meer bedraagt dan vijfentwintig procent (25%) van het voor blad 8

uitkering vatbare bedrag in een bepaald boekjaar, alsmede het bedrag van de uitkering en de datum waarop deze uitkering is gedaan. Het register wordt regelmatig bijgehouden.

Statutenwijziging.

Artikel 12.

1. Het bestuur is bevoegd de statuten te wijzigen. De oproeping tot de desbetreffende vergadering geschiedt schriftelijk met inachtneming van een termijn van twee weken, de dag van de oproeping en die van de vergadering niet meegerekend.

Het besluit daartoe zal slechts kunnen worden genomen in een vergadering waarin ten minste drie/vierde (3/4) van het aantal bestuurders aanwezig is met een meerderheid van twee/derde (2/3) van de uitgebrachte stemmen.

Is ter vergadering minder dan drie/vierde (3/4) van het aantal bestuurders aanwezig, dan kan een tweede vergadering worden belegd, te houden niet eerder dan twee weken en niet later dan een maand na de eerste vergadering. Op deze vergadering kunnen de desbetreffende besluiten worden genomen ongeacht het aantal aanwezige bestuurders, evenwel met eenzelfde meerderheid als hiervoor genoemd.

2. De wijziging moet op straffe van nietigheid bij notariële akte tot stand komen. De bestuurders zijn verplicht een authentiek afschrift van de akte van statutenwijziging alsmede de gewijzigde statuten neer te leggen ten kantore van het handelsregister, gehouden door de Kamer van Koophandel.

3. Iedere bestuurder afzonderlijk is bevoegd de desbetreffende akte te doen verlijden.

Ontbinding.

Artikel 13.

1. Het bestuur is bevoegd de stichting te ontbinden. Op het daartoe te nemen besluit is toepasselijk hetgeen in artikel 12 van deze statuten is bepaald aangaande een besluit tot wijziging van de statuten.

2. De stichting wordt bovendien ontbonden:

– door insolventie nadat zij in staat van faillissement is verklaard of door de opheffing van het faillissement wegens de toestand van de boedel;

– door rechterlijke uitspraak in de bij de wet genoemde gevallen.

Vereffening.

Artikel 14.

1. De vereffening geschiedt door het bestuur van de stichting.

2. De stichting blijft na haar ontbinding voortbestaan indien en voorzover dit voor de vereffening van haar zaken nodig is.

3. Gedurende de vereffening blijven de bepalingen van de statuten voor zoveel mogelijk en nodig van kracht.

4. Het bestuur bepaalt welke bestemming na betaling van alle schulden aan de overgebleven bezittingen van de stichting zal worden gegeven. Het liquidatiesaldo dient te worden besteed ten behoeve van een Algemeen Nut Beogende Instelling als bedoeld in de wet met een gelijksoortige doelstelling als de stichting of ten behoeve van een buitenlandse instelling die uitsluitend blad 9

of nagenoeg uitsluitend het algemeen nut beoogt en die een soortgelijke doelstelling heeft.

5. De stichting houdt op te bestaan op het tijdstip waarop geen aan haar, dan wel aan de vereffenaar(s) of faillissementscurator, bekende baten meer aanwezig zijn.

6. Na ontbinding geschiedt de vereffening door de bestuurders, tenzij bij het besluit tot ontbinding anderen tot vereffenaars zijn aangewezen.

7. Na afloop van de vereffening blijven de boeken en bescheiden van de ontbonden stichting gedurende de bij de wet voorgeschreven termijn onder berusting van de door de vereffenaars aangewezen persoon.

8. Op de vereffening zijn overigens de bepalingen van Titel 1, boek 2 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing.

Slotbepaling.

Artikel 15.

1. Voor de berekening van het benodigde aantal aanwezige bestuurders en de voor de besluitvorming noodzakelijke meerderheid van stemmen als bedoeld in de artikelen 5 (vierde lid), 10 (derde lid) en 12 (eerste lid) dient voorzoveel nodig eerst te worden bepaald aan de hand van het aldaar genoemde breukdeel het minimum aantal benodigde aanwezige bestuurders (afgerond naar boven op een geheel getal) waarna, in voorkomende gevallen, aan de hand van het aldus berekende aantal aanwezige bestuurders met behulp van het aldaar genoemde breukdeel wordt bepaald welke meerderheid van stemmen noodzakelijk is (eveneens afgerond naar boven op een geheel getal).

2. In alle gevallen waarin door de statuten van de stichting niet is voorzien, beslist het bestuur.

3. Het bestuur is bevoegd tot het opstellen, wijzigen en opheffen van een (huishoudelijk) reglement. Een reglement mag niet in strijd met de wet of de statuten van de stichting zijn.

4. Onder schriftelijk wordt in deze statuten verstaan elk via de gangbare communicatiekanalen overgebracht bericht, waarvan uit geschrift blijkt.

5. De bepalingen opgenomen in artikel 2 lid 3 tot en met 6, artikel 3 lid 2, lid 4 tot en met 6, artikel 4 lid 1, 3 en 4, en artikel 14 lid 4 tweede volzin, gelden slechts indien de stichting een Algemeen Nut Beogende Instelling is als bedoeld in de wet.

Slotverklaringen

Tenslotte verklaarde de verschenen persoon:

1. Het bestuur bestaat uit één (1) bestuurder.

2. voor de eerste maal is bestuurder de heer FRANK KREUK, voornoemd in de functie van voorzitter.

3. Het eerste boekjaar van de stichting eindigt op éénendertig december tweeduizend vierentwintig.

WAARVAN AKTE is verleden te Barendrecht op de datum in het hoofd van deze akte vermeld.

De verschenen persoon is mij, notaris, bekend. De zakelijke inhoud van de akte is blad 10

aan hem opgegeven en toegelicht. De verschenen persoon heeft verklaard op volledige voorlezing van de akte geen prijs te stellen, tijdig voor het verlijden van de inhoud van de akte te hebben kennis genomen. Deze akte is beperkt voorgelezen en onmiddellijk daarna ondertekend, eerst door de verschenen persoon en vervolgens door mij, notaris.

UITGEGEVEN VOOR AFSCHRIFT